Boronski’s eerste schilderijen waren stillevens. Hij dacht dat schilderen alles te maken had met kennis en vakmanschap. Als je niet precies kon naschilderen wat je zag, dan was je werk geen echt schilderij en was jij geen schilder. Uren en dagen heeft hij zitten ploeteren op stillevens. Langzamerhand kwam hij erachter dat het niet klopte en dat het onmogelijk was de werkelijkheid te vatten door het direct na te tekenen, het in een stilleven te vatten of op de foto te zetten.
Boronski kan zich nog goed herinneren dat dit proces plaatsvond tijdens het schilderen van een model. Hij had het gevoel dat het niet klopte waar hij mee bezig was. Hij kon de neiging niet onderdrukken om wat extra kleur toe te voegen. En het hier en daar een accent te geven. Toen hij zijn eigen pad begon te volgen, kreeg hij steeds meer energie. Hij nam afscheid van wat hij had geleerd. Hierdoor kregen zijn schilderijen steeds meer hun eigen karakter en handtekening.
Achteraf kon Boronski verklaren dat de werkelijkheid niet altijd hoeft te zijn wat we hebben geleerd en dat er ook andere manieren van kijken bestaan. Mensen worden in onze westerse samenleving en in het bedrijfsleven geleerd om met hun verstand te kijken. Dit vinden we ook fijn. Beelden die we herkennen. Als we een schilderij, werk of ons leven vorm geven, hebben we de natuurlijke neiging om dit met ons verstand te doen. En tussen onze oren zitten alleen dingen die er door ouders, onderwijzers en onze peers zijn geprogrammeerd. Een meer op een schilderij moet blauw zijn, zegt ons verstand, want dat is de kleur van water. Hokjes, in het bedrijfsleven zijn we er dol op. Ook bevolkingsgroepen classificeren we het liefst als joods, katholiek, moslim en meer. Heerlijk vinden onze hersens dat. Alles overzichtelijk en iedereen een duidelijk stempel, zoals we dat hebben geleerd. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. JJ Rousseau zei het al: “We worden vrij geboren, maar overal worden we aan ketens gelegd”.
[D1]Zie kants theorie kunst filosofie