Het Nationaal Museum van Wereldculturen werkt op dit moment aan nieuwe richtlijnen voor Nederlandse musea. Richtlijnen die zijn bedoeld om helder te krijgen wat musea aanmoeten met kunst die op dubieuze wijze tot hun collectie is gaan behoren.
Het gaat hier om kunst die is geroofd in de koloniale tijd. Geen eigendom van Nederland dus, maar onder twijfelachtige omstandigheden eigengemaakt. Vergelijkbaar met de kunstcollectie van de Joods-Nederlandse Jacques Goudstikker, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s is geroofd. Na de oorlog is een groot deel van deze collectie in handen gekomen van de Nederlandse staat, waarna de erven van Goudstikker jarenlang hebben moeten onderhandelen over teruggave van de collectie.
In Nederland is volop kunst aanwezig die afkomstig is uit de voormalige koloniën. Zo is er koloniale kunst in het Afrika Museum in Berg en Dal, het Tropenmuseum in Amsterdam en het Rijksmuseum Volkenkunde in Leiden. Niet alleen Nederland zit overigens met deze moeilijke kwestie: president Macron kondigde vorig jaar aan om binnen vijf jaar met een plan te komen het cultureel erfgoed uit voormalige Franse koloniën te repatriëren, in Duitsland wordt hierover gesproken en in Engeland zijn er al stappen in deze richting ondernomen. Het ‘ontzamelen’ van koloniale kunst wordt dit met mooie woorden genoemd. Je kunt je afvragen of deze mooie woorden in dit geval op zijn plaats zijn. In feite gaat het letterlijk om het teruggeven van geroofd erfgoed aan de cultuur die dit toebehoort.
Een belangrijk thema in de kunst van Willem Boronski is de opvatting dat onze Westerse cultuur vaak in het teken staat van overheersen en strijden. De koloniale tijd van het Westen is hier een uitgelezen voorbeeld van. De fixatie op strijd, het winnen en verliezen, leidt volgens Boronski tot oorlog en een kleurloze maatschappij. Als maatschappij zullen we juist verder moeten kijken dan de onderlinge concurrentie en tot samenwerking moeten komen. Willem Boronski probeert met zijn kunst de kijker aan te sporen om eens met een andere blik de wereld in te kijken. De fixatie op strijd te laten varen en je te laten verwonderen. Boronski ziet hierin een belangrijke rol voor de kunst weggelegd. Kunst kan namelijk verwondering en diversiteit aanmoedigen. Met zijn kunst wil Boronski een beroep doen op de verbeelding van de mens en daarmee aansporen tot een nieuw niveau van integratie.
Het ‘ontzamelen’ van koloniale kunst, of anders gezegd: gestolen erfgoed teruggeven aan de rechtmatige eigenaar, is zeker een stap in de goede richting. Boronski’s kubistisch weergegeven schilderij: ‘When I look to the West’ onderstreept de kwestie waar het Westen nu mee worstelt. De duidelijk te herkennen trappen in het kunstwerk, staan symbool voor de tendens in het Westen om alsmaar hoger, verder en meer te willen. Is deze tendens eigenlijk niet nog steeds aanwezig in onze huidige maatschappij? Kijk eens naar ‘When I look to the West’ en vind hierop je eigen antwoord.